Aart Hooijmeijer

 School en werk

  

In september 1953 kwam ik in Venlo op de School met den Bijbel, in klas 1 bij Juffrouw Helderman. We waren de eerste lichting die gebruik maakte van de nieuwe lokalen in de ‘korte gang’. Ik was opgegroeid in Kaldenkirchen, waar ik bij de nonnen naar de ‘Kindergarten’ was geweest.                              

De eerste schooldag was buitengewoon indrukwekkend. We gingen de grens over, ik kwam op een ‘vreemde’ school. Er zaten ‘donkere’ kinderen in het klaslokaal. Dat had ik tot dan toe nog nooit gezien. In het eerste speelkwartier hield ik me angstvallig ver van hun, want ja, je weet maar nooit.

Toen er weer een bel ging, moest iedereen naast de bank gaan staan, alleen de ‘overblijvers’ moesten blijven zitten. Uiteraard stond ik op… ik had geen idee wat overblijvers waren en bovendien vond ik het welletjes voor die dag. Iemand kwam me buiten ophalen en nam me mee naar het ‘overblijflokaal’, vooraan in de lange gang. Ik wist voortaan wat het woord ‘overblijven’ betekende.
Veel herinneringen aan mijn lagere schooltijd ga ik hier niet beschrijven. Op de reünie, die mogelijk gaat komen, zullen we veel verhalen kunnen uitwisselen.

Na de zesde klas ging ik naar de Rijks HBS. Na vijf jaar (en drie klassen!) ging ik op advies van Bruintje naar kweekschool ‘De Klokkenberg’ in Nijmegen, waar ik woonde op het jongensinternaat. Hier trof ik de nodige school- en klasgenoten van de School met den Bijbel.

Mijn akte Duits haalde ik eerder dan mijn onderwijsbevoegdheid en in Arnhem ging ik werken op een school voor LEAO. Na een paar jaar stapte ik over naar de IVO-Mavo. Daar heb ik me gevoeld als een vis in het water: Ik kon er mijn ambities kwijt, mijn ideeën over opvoeden en onderwijzen, mijn idealen hoe met jonge mensen om te gaan, enz. Een uiterst intensieve, maar buitengewoon bevredigende periode.  
   In de jaren 80 werd ook ons kleine schooltje betrokken bij de fusiegolf die het onderwijs beheerste. Bij elke fusie moesten we, hoewel we hard tegenstribbelden, weer een deel van onze idealen inleveren, tot ik in 1996 niet meer anders kon dan het onderwijs verlaten: Totale Burn-out!

Daarna heb ik nog een aantal andere taken uitgevoerd, tot we in 2002 naar het Noorden van het land zijn verhuisd. In 2006 hebben we de stap over de grens gewaagd. Daar zijn we een zeer alternatief hondenpension begonnen: Een hondenpension waar honden graag komen en dat voldoet aan de natuurlijke behoeften van een hond. We kunnen hooguit zo’n 15 ‘gasten’ hebben. Heel intensief, maar het loont. Binnen drie jaar stond ons hondenpension op de nominatie voor ‘Beste Hondenpension van Duitsland’

 

Privé

In 1968 trouwden Anneke Reinders en ik. Samen woonden we in Arnhem, waar we beiden werkten: Anneke in de zorg en ik dus in het onderwijs. We kregen twee kinderen, Menno (1971) en Marjolein (1973). Helaas: in 1985 stierf Anneke, pas 39 jaar jong, aan de gevolgen van kanker. Er waren maar zes weken tussen de eerste diagnose en haar overlijden.
 

Samen met z’n drietjes hebben we het in de daarop volgende jaren weten te rooien en er staan nu twee prachtige volwassenen die elk op hun manier het leven hebben vorm gegeven. Samen hebben ze me opa gemaakt van 7 kleinkinderen.

Toen de kinderen het huis uit waren, heb ik een aantal jaren ‘vrij gezellig’ geleefd. Zonder ooit op zoek te zijn geweest naar een nieuwe relatie, kwam Marion in mijn leven. Een prachtige jonge vrouw, met wie ik van plan ben heel oud te worden: mijn vriendin, mijn echtgenote, mijn strijdmakker, mijn inspiratie, de ‘wind onder mijn vleugels’.
 

Zij was ook degene die met haar droom van een hondenpension kwam. Een hondenpension waar alles anders zou zijn dan je gewoonlijk van een hondenpension verwacht. We leven nu met onze 10 eigen honden en onze gasthonden heel afgelegen in het buitengebied van het kleine plaatsje Weener, net over de grens, vlak bij Bad Nieuweschans.

 

 

Hier kunnen we hier ruimschoots genieten we van de natuur om ons heen, van de eindeloze vergezichten en de prachtige luchten. We houden van de vaak adembenemende zonsondergangen, van de weldadige stilte om ons heen en van het absolute donker ’s nachts.
In de ochtend kijken we naar de reeën die lopen te grazen of we genieten van de jonge hermelijnen die onder het slaapkamerraam in de ochtendzon spelen. We zien de zilverreigers en de kieviten, de ruigpootbuizerds en de kiekendieven, de puttertjes en de vinken. Onder het dak van het hondenhuis woont een paartje kerkuilen en in het bosje aan de overkant van het water leeft ‘onze’ ijsvogel.

 

Toekomst

Op onze leeftijd is schrijven over toekomst een beetje lastig: het is immers best mogelijk dat er niet meer al te veel toekomst in het verschiet ligt. Dat kan me er gelukkig niet van weerhouden om wèl met plannen, verlangens en dromen rond te lopen.

In mij schuilt nog steeds die puber van 16 die later wielrenner wil worden. Maar ook de jongeman die denkt dat zijn enthousiasme voldoende is om de hele wereld aan te kunnen, woont nog in mijn binnenste. De man van middelbare leeftijd die door het leven werd gevormd en moest ontdekken dat de werkelijkheid niet altijd even vriendelijk is, heeft ook nog zijn plekje binnenin. Ik bezoek ze allemaal regelmatig en bekijk dan de dingen weer met de zelfde verwondering als toen. Natuurlijk weet ik, door schade en schande wijzer geworden, dat de wereld wat ingewikkelder in elkaar zit dan ik had gehoopt.

 

  

Maar, ik kijk vol dankbaarheid terug op een goed en rijk leven. Maar als ‘rimpelratje’ kijk ik ook nog iedere dag vooruit om te zien hoe de wereld er morgen uit zal zien.

Ik hoop je te ontmoeten als het zo’n 60 jaar geleden is dat we onze schoolloopbaan begonnen! Ik ben vast van plan dat mee te maken!