John Jager

Geboren in februari 1946 in Venlo, waar mijn ouders tijdens de oorlogsjaren vanuit Utrecht terecht waren gekomen. Na mij meldde er zich ook nog drie meisjes aan, waarna ons gezin uiteindelijk 8 kinderen telde. Mijn herinnering gaat terug tot aan onze tijd in de Van Vogelsanckstraat.
Vanaf de kleuterleeftijd mocht ik twee jaar fröbelen bij de nonnen aan de Kaldenkerkerweg, slechts enkele minuten lopen van onze woning. Vouwen en plakken, zingen en gehoorzamen. En wat de vrome zusters zo nog meer voor ons in petto hadden. Dat bracht overdag natuurlijk weer wat rust en verlichting in Huize Jager, waar mijn moeder altijd in de weer was om het jonge volk schoon- en hun buikjes gevuld te houden. Verdere details daarover op “Schoolbank.nl”, waar door mij reeds eerder e.e.a. werd gepubliceerd.

In 1952 was voor mij deze pret voorbij. De grote school riep. De “School met den Bijbel”, aan de Van Schelbergenstraat. Ik herinner me daarbij vele jaren lang 4 x daags een flinke tippel; niet uitsluitend ’s morgens en ’s avonds, maar ook tussen de middag. Dat viel dus -zeker in het begin- niet altijd mee met kleine beentjes. En bovendien was er onderweg ook nog zo veel te zien en te beleven. Venlo in die tijd, met nog veel ongeruimde (en gevaarlijke) overblijfselen van bombardementen. Uitdagend en avontuurlijk voor een kind. En zo waren we praktisch langer onderweg naar- en van school, als dat we daadwerkelijk in de klas zaten. Samen met m’n 2 jaar oudere broer Jaap, en een grote schare mede-leerlingen uit de omgeving van Leuther- of Kaldenkerkerberg. Tenzij je incidenteel geluk (of een vlotte babbel) had, als je met een vader mee kon rijden wiens zoon (wie was dat ook alweer?) dagelijks vanachter de grens werd opgehaald van school.

Hoe het mij op de lagere school is vergaan, zal de doorsnee lezer wel bekend zijn. Immers een groot deel van deze 6 jaren zaten we samen in de klas. Samen kregen wij de beginselen van de diverse ernstige schoolse facetten en overige (Christelijke) levenswijsheden er in gestampt. De gebruikelijke vakken als rekenen en schrijven, vaderlandse geschiedenis, en veel Bijbelse geschiedenis. Samen zongen we dagelijks met de hele school, tussendeuren geopend. Dag in, dag uit. De “klassieke” vaderlandslievende liederen, recent weer tegengekomen op deze reünie-site, blijken me nog net zo bekend als het abc. Zowel de tekst als de melodie.
 
Samen groeiden we op, gedurende 6 jaren. En nog wel gemengd in de klas ook; overigens helemaal nog niet zo gewoon in die tijd. Daarmee waren we de overige (Roomse) scholen in Venlo zeker de tijd vooruit. Veel klasgenoten herinner ik me als de dag van gisteren. Zonder anderen daarbij te kort te willen doen noem ik bijvoorbeeld Sytse Tjallingii, die getooid met vele krullen en altijd goedlachs een schooljaar lang naast me zat; Ton Bierens, waarmee ik menig middag op het interessante kazerneterrein (waar naar ik meen ook zijn ouderlijke huis stond) mocht spelen; Karel Hesseling, samen met mij ook op de gymnastiekclub en de Zondagschool, en waarmee lange tijd goed bevriend; Frans Waisappy, een vriendelijke rustige jongen, die mij kennis liet maken met de warmte en hartelijke gastvrijheid van zijn familie tijdens een bezoek aan hun barak in Blerick; of Ben Doornenbal, waarmee eens een steenfabriek (van zijn ouders?) werd bezocht.
Uiteraard herinner ik me zeker ook de meisjes, maar op die leeftijd waren deze voor mij nog niet zo interessant als in een latere levensfase. Meer anekdotes met klasgenoten wellicht tijdens de reünie. En uiteindelijk werden we, dank zij het bevlogen team van mijnheer de Bruijn en Co., succesvol klaargestoomd voor ons verdere levenspad.

 

Tja, en toen begon dan de rest van m’n leven. Zonder al te veel resultaat werd op 14-jarige leeftijd de middelbare school vaarwel gezegd. Meende ik allemaal niet nodig te hebben. Ik wist wel beter! Na de verhuizing met mijn ouders naar Utrecht (1961) deed ik de jaren daarna werkervaring op bij Simon de Wit als winkelbediende, vervolgens als verkoper in een graan- en voedingshandel, en tenslotte als bakker/broodbezorger. Prachtige en zorgeloze Utrechtse tijd. Gelukkig was tijdens deze levensfase het besef doorgedrongen, dat het in het leven niet zonder studie en diploma’s gaat. Gedurende een viertal lange jaren werd uiteindelijk door avond- en weekendstudie toch nog iets goedgemaakt van mijn jeugddwaling enkele jaren daarvoor.

 

Kort voor mijn 20ste wist de Krijgsmacht mij ook te vinden, ter vervulling van de dienstplicht. Nu zat ik daar al helemaal niet op te wachten; ik had betere voornemens. In december 1965 meldde ik mij dan toch maar, zoals in het schriftelijke militaire “verzoek” werd aangegeven, bij de Luchtmacht. Om er tenslotte 35 jaar later weer te vertrekken. Tja, het kan soms raar lopen in het leven.

                                    Na een basis- en enige voortgezette opleiding bleek ik medio 1967 in West-Duitsland benodigd, waar mede dank zij royale financiële ondersteuning van de Nederlandse belastingbetaler een aantal militaire bases waren ontstaan. Teneinde het vrije Westen te behoeden voor een lafhartige aanval uit het Oosten door een vermeende tot aan de tanden bewapende communistische vijand. Zo lagen de kaarten toentertijd. Als gevolg van de botsing tussen de elkaar wantrouwende wereld-ideologieën.   
Alweer werden m’n eigen plannen bijgesteld, en vertrok ik op een zomerse dag over de grens van onze oosterburen naar de Noord-Duitse laagvlakte, naar de bewuste militaire basis. Na toch wel lang zoeken en vragen meldde ik mij uiteindelijk, op een zeer afgelegen gebied, aan de poort van een goed bewaakt complex. Verscholen achter een moerasgebied, ver van de bewoonde wereld.
Na een woord van welkom werd mij een mooi bureau met alle “toeters en bellen” toegewezen, van waaruit ik als jong Sergeant de taak kreeg om het in ploegendienst werkende personeel van de rakettenbasis (want daar was ik terechtgekomen) haar zeer verantwoordelijke en zware taken enigszins te verlichten door het bieden van sport, spel en overige recreatieve ontspanning.
Dat varieerde van het verzorgen van filmvoorstellingen, het voorzien van de koffiepunten van gewenste (en gepaste!) lectuur, tot het organiseren van dansavonden in de plaatselijke Duitse “Wirtschaft” (café). Voor dat laatste stelde de Commandant dan op mijn verzoek een bus beschikbaar, waarmee langs ziekenhuizen en overige strategische locaties een ronde werd gemaakt om belangstellende danslustige Duitse Heidi’s en Hildegards op te halen. En bij aankomst bij de zaal van Wirtschaft Loch in Lappenstuhl, voor deze gelegenheden door enkele vrijwilligers omgetoverd van een tentoonstellingsruimte voor fokkonijnen en overig klein huisvee tot een sfeervol schemerige disco met zelfs een life-bandje uit een naburig dorp, stonden onze (voornamelijk dienstplichtige) Jannen en Theo’s reeds smachtend te wachten op de bus vol vrouwelijk schoon. Waarbij het tijdens de happening tevens mijn taak was, door een zeer bezorgde vaderlijke Commandant op mijn hart gedrukt, om de beloftes van trouw van onze jongens aan hun Nederlandse maagden én tevens de kuisheid der Duitse “Mädel”, angstvallig te bewaken. Voorwaar niet altijd een gemakkelijke opgave!
Nog een herinnering uit die tijd. Na afloop van een sportontmoeting met Nato-partners, ter verbroedering der volkeren, werd de prille vriendschap tijdens een gezellig samenzijn eens beklonken met een drankje. Een heel lekker drankje zelfs, maar wel erg heftig. Alsof je een klap met de hamer kreeg. De gastgevers noemden dat “Bullenschluck” (= stieren-slok). Veel van onze sport-deelnemers konden zich de volgende dag de thuisreis niet meer herinneren. Navraag bij onze nieuwe vrienden bracht de verklaring, dat dit drankje ook wel werd gebruikt bij jonge stieren, voordat ze werden gecastreerd. Alhoewel het waarheidsgehalte door mij nog steeds wordt betwijfeld, vond ik het een onvergetelijk verhaal. Prachtige tijd. Zeker voor mij.    

Inmiddels gehuwd en na verloop van tijd vader van zoon Jens en dochter Marion, woonden we in een “Siedlung” in het mooie plaatsje Bramsche, gelegen in de nabijheid van de Duitse stad Osnabrück. Met in de verte de laatste uitlopers van het Teutoburgerwoud. Een Nederlandse wijk, met straten vernoemd naar Nederlandse plaatsen, met Nederlandse scholen,  winkels, jeugdhuis, kerk en verenigingen. Er was zowel voor de ouders, als voor de jeugd, veel te doen op het gebied van ontspanning en (Nederlandse) educatie. In 1970 werd ter plaatse een eigen Nederlandse voetbalvereniging FC Hollandia (later sportvereniging) opgericht, die niet zonder succes aan de Duitse competitie deelnam. Zowel tijdens als na mijn actieve voetballerij kon ik daarbij mijn creativiteit en enthousiasme tevens kwijt als secretaris, redacteur van “de Weekender”, teamcoach, jeugdleider en ook als (DFB-gebrevetteerd) scheidsrechter. Dankzij dat laatste was ik spoedig eveneens op de hoogte van de meest banale Duitse scheldwoorden. Ook mooi meegenomen. We konden ons veel veroorloven, kochten (bijna alles) belastingvrij, en ik gooide voor nog geen 6(!) Duitse Marken (voormalige  munteenheid, gelijk aan ± € 0,50) de tank van m’n Minicooper vol. Sloffen sigaretten en zelfs de meest gerenommeerde merken van (zeer) sterke drank gingen voor een habbekrats over de toonbank van de taxfree-shop. Ik voelde me een bevoorrecht mens, dat ik dat allemaal mocht meemaken. De bomen, zo leek het, groeiden wel tot aan de hemel. Wat een tijd. Ondanks de ook wel zeer beladen en voelbare politieke spanning (eind 60-er en 70-er jaren), ondanks de gevreesde terreur van de Baader-Meinhof-Gruppe, en ondanks de vermeende KGB-spion achter iedere boom.

  Mede vanwege mijn loopbaanplanning werd na verloop van tijd een switch gemaakt van Personeelszorg naar Logistieke Processen. Dat betrof met name bevoorrading- en reparatieprocedures, zowel intern als extern. Ook daarover zijn talloze anekdotes te verhalen, welke ter wille van de lengte van deze levensloop hier achterwege blijven. Medio 80-er jaren ontstond in de wereldpolitiek enige ontspanning tussen Oost en West, waarbij in samenwerking tussen de heren Reagan, Gorbatsjov en Kohl een aanvang werd gemaakt met vergaande ontwapening. Dat ontnam ook onze basis uiteindelijk haar bestaansrecht. De zgn. koude oorlog, voor velen een beangstigende tijd van een zeer risicovolle bewapeningswedloop tussen twee wereldmachten, liep langzamerhand ten einde. En zo besloot ik om in 1988, na meer dan 20 jaar plaatsing Duitsland, met mijn gezin terug te keren naar Nederland. Ook met het oog op verdere schoolmogelijkheden van onze kinderen. Ik beschouwde mijn opdracht in Duitsland als voltooid en geslaagd. En waarbij, met grote uitzondering van 7 juli 1974 vanwege de traumatische finale van het WK-voetbal West-Duitsland – Nederland, door mij praktisch iedere dag als een ware feestdag kon worden beschouwd. Gelukkig zonder dat ooit …………..!

Mijn volgende plaatsing was Vliegbasis Volkel; eveneens in de Logistiek. We vonden in Uden een geschikt onderkomen, waarna onze kinderen heel langzaam (maar toch) Brabants leken te worden (niks mis mee, overigens). Ik niet! Het was voor mij wel even wennen. Ook op de vliegbasis, en ondanks de fijne collega’s. Het was anders. Tot 1995 heb ik mij ingezet voor de F-16 (vliegtuigen), waarna mij een interessant functie op de Haagse Staven werd aangeboden. Daar heb ik werkzaamheden mogen verrichten, welke door mij als een bekroning van mijn loopbaan werden beschouwd. Weliswaar niet iedere avond thuis, soms stevig in de file om bij vrouw en kroost in Uden te komen, maar toch had ik ook die tijd niet willen missen. En zo kwam uiteindelijk in het jaar 2000, op 54-jarige leeftijd(!), een einde aan mijn militaire loopbaan. Eervol en met bloemen en mooie afscheidswoorden. Een jaar eerder als oorspronkelijk gedacht, vanwege de noodzakelijk geachte bezuinigingen en de daaraan verbonden reorganisaties. Maar nog steeds 35 jaar Defensie, ondanks mijn oorspronkelijke tegenzin. En, bovendien, 40 jaar nadat ik als beter wetende  jongeling de middelbare school had verlaten. Einde van mijn hardwerkende levensfase. Het was feitelijk wel mooi geweest. Ik had er een goed gevoel bij.

Inmiddels zijn we zo’n 12 jaar verder, heb een VUT-achtige “regeling” achter me, en ben nu een echte  AOW-er. Dat betekent echter niet, dat de verveling heeft toegeslagen. Echtgenote Monique en ik, inmiddels meer dan 40 jaar getrouwd, zijn nog redelijk gezond. We kunnen en doen samen nog veel. Graag gaan we op vakantie, en houden ook van meerdaagse fietstochten, op de “bonnefooi”, met routes als Passau – Wenen, om het IJsselmeer, of langs de Moezel, e.d. Ook wandelen we graag in de sneeuw van Winterberg (Duitsland), of ’s zomers in de natuur van de Oostenrijkse bergen. Hier en daar verricht ik af en toe nog wat administratieve- en fiscale ondersteuning, om de geest nog een beetje scherp te houden. Onze beide kinderen maakten van ons Opa en Oma van 4 prachtige kleinkinderen, in de leeftijd van 2 tot 12 jaar. Lief en rustig, maar echt niet altijd! En de resterende vrije tijd wordt besteed aan ondersteuning van mijn echtgenote in ons 2-persoons huishouden, en klusjes in- en om het huis. En zo genieten we volop van de zomerse nadagen des levens, en dat hopen we nog lang in gezondheid te kunnen doen.  

 

 

 

Met een toch wel voldaan gevoel wordt tenslotte teruggezien op mijn vergane tijd. En ik constateer daarbij tevens, dat er uit mij –maatschappelijk gezien– geen echte hoogvlieger is geworden. Ondanks mijn inzet bij de Koninklijke Luchtmacht. En ondanks de tomeloze inzet van pedagogen als mijnheer de Bruijn en z’n team. Alhoewel enige tevredenheid bij hen over het resultaat ook zeker wel op z’n plaats zou mogen zijn. Voor mij geen directeursposten, of hooggeleerdheid uitstralende letters voor mijn naam, anders dan soms “dhr”. Voor wie mij tijdens de reünie tegenkomt, ben ik natuurlijk gewoon John. Mits ik nog word herkend. Want dat blijft natuurlijk de vraag. Weten “ze” nog, wie ik was? Word ik nog herinnerd? Heb ik nog sporen achtergelaten bij diegenen, die mijn levenspad eens (voor korte of langere duur) kruisten? We komen het te weten. Op 13 april. Ik hoop velen te mogen ontmoeten. Ook hen, die zich tot nu nog niet hebben aangemeld. Om samen op ontspannen wijze en met een glimlach nog eens terug te kijken op de achter ons liggende tijd. Maar met name op onze levensfase als leerling van de School met den Bijbel in Venlo. 

 

 

 

 

                           

 

 

 

 

 

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb